Veel belangstelling voor workshop Nmin-metingen

Er is de laatste jaren veel hernieuwde aandacht voor Nmin-metingen in het najaar om boeren inzicht te geven in potentiële uitspoelingsverliezen naar het grondwater. Die conclusie viel te trekken na de goed bezochte workshop Nmin-metingen die het Nutriënten Management Instituut op woensdag 15 november samen met WUR in eigen huis organiseerde.

Romke Postma van NMI was een van de inleiders. “Stikstof in de bodem is nog steeds ongrijpbaar en moeilijk te sturen, maar een meting van de reststikstof (ofwel nitraatresidu) aan het eind van het seizoen biedt veel inzicht en aanknopingspunten voor handelingsperspectief voor boeren”, zegt de bodemkundige. “Daarmee is het een nuttige meting om stikstofuitspoeling naar grond- en oppervlaktewater te verlagen en zo op termijn waterkwaliteitsnormen te halen. Inpassing van deze metingen in de Maatwerkaanpak maakt doelsturing dan praktisch werkbaar.” Het concept van de Maatwerkaanpak wordt in het kader van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn uitgewerkt en is gebaseerd op een combinatie van de stikstofbalans en Nmin-metingen in het najaar.

WUR en NMI zijn dit jaar met diverse organisaties en bedrijven in gesprek geweest over het uitvoeren van N-min metingen in het najaar. Deze metingen moeten leiden tot een verlaging van de nitraatuitspoeling en zodoende bijdragen aan het halen van de doelen van het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn, waarmee verdere aanscherpingen worden voorkomen. In de workshop is kennis gedeeld over een juiste uitvoering en interpretatie van de metingen.

N-min metingen in het najaar moeten bij voorkeur tot 90 centimeter worden uitgevoerd, in drie lagen met maximaal 2 hectare per monster. Voor de interpretatie is het van belang te weten welk gewas is geteeld, welke bemesting is toegepast en wat de opbrengst was. Daarnaast zijn ook andere zaken van belang als gebruik van groenbemesters, de voorvrucht, beregening en het weer.

De hoogte van de N-min is afhankelijk van de stikstofbenutting door het gewas en de hoeveelheid stikstof in de gewasresten. Gewassen met een overwegend lage benutting (zoals uien, aardappel en veel bladgroentegewassen) hebben een hoger risico op een hoge N-min en een hoog risico op stikstofuitspoeling. Bij gewassen met en hoge stikstofbenutting en veel N in gewasresten (zoals bijvoorbeeld bij bieten en veel koolgewassen) is de Nmin-voorraad in het najaar vaak laag, maar kan er in de loop van de tijd toch stikstof verloren gaan door uitspoeling en/of ammoniakvervluchtiging. Daarom is het goed om naast Nmin ook te kijken naar de stikstofbalans, die aanvullende informatie geeft ten opzichte van een Nmin-meting.

Inzicht op basis van Nmin-metingen in het najaar en het overschot op de stikstofbalans biedt aanknopingspunten voor maatregelen om te sturen, zegt Janjo de Haan van WUR. “Maar als boer blijf je afhankelijk van het weer en de grondsoort. Ook de opbrengst is een belangrijk aspect: hoe hoger de opbrengst, hoe beter de stikstofbenutting.” Er zijn nog wel een aantal kennisvragen, die wellicht in een onderzoeksproject verder kunnen worden verkend.

In de workshop op 15 november bij NMI kwam de uitvoering van Nmin-metingen aan de orde, welke gegevens nodig zijn voor een goede interpretatie en hoe je op de juiste wijze de interpretatie en presentatie van gegevens kan doen. Daarnaast is ook gesproken over de mogelijkheden om dit te implementeren in wetgeving, zoals dat bijvoorbeeld in België en Duitsland al het geval is. Sturen op een maximale Nmin-voorraad in het najaar, waarbij de boer zelf kan beslissen hoe hij/zij dat doet is een vorm van doelsturing die veel ondernemers aanspreekt. In Nederland wordt momenteel een verkenning uitgevoerd van de Maatwerkaanpak, waar Nmin-metingen onderdeel van uitmaken. De bijeenkomst telde 25 deelnemers uit het bedrijfsleven en de onderzoekswereld.

 

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Romke Postma, e-mail romke.postma@nmi-agro.nl, tel. 06 4602 0776



Geef een antwoord