Droog, droger, droogst: Wat kan de melkveehouder met de mest?

Het is jammer dat droog weer schade kan doen, want droog weer verveelt eigenlijk nooit. Droge jaren zijn er wel vaker, maar dit jaar is ongekend. We moeten misschien wel terug naar 1540 toen de rogge half juni werd geoogst en de Rijn drooggevallen was, zo valt op te maken uit de boeken van Buisman over 1000 jaar weer in Nederland.  Dat was toen en hoe is het nu?

De droogte leidt tot sterk tegenvallende opbrengsten in de akkerbouw met grote verschillen tussen regio’s. Vaak wordt dat enigszins gecompenseerd door hogere prijzen, maar dat is afwachten. In de melkveehouderij heeft men veelal twee sneden minder geoogst en zal de maisopbrengst op vooral de zandgronden zwaar tegenvallen, zowel qua opbrengst als voederwaarde. Dankzij de voorbije goede jaren is er nog een ruwvoervoorraad waardoor er gemiddeld genomen nog niet snel een ruwvoertekort zal ontstaan, maar dan moet de grasgroei wel snel op gang komen.

Na serieuze regen duurt het toch een aantal weken voordat er weer gras staat en dan is het september. Moeten de graslanden dan nog worden bemest? Op vochtige grond en bij de hoge bodemtemperaturen zal de stikstofmineralisatie hoog zijn, mede door nawerking van eerder gegeven mest. Praktisch gezien betekent het dat er nauwelijks nog bemesting nodig is. Tegelijk hebben veel bedrijven nog mest in de put, want er is de afgelopen periode nauwelijks mest uitgereden en de melkkoeien zijn vaker op stal gehouden. Mest uitrijden op grasland tot eind september kan milieukundig  geen kwaad. Het gras neemt de aangeboden stikstof wel op. Proefgegevens uit 1976 laten zien dat bij overwegend maaien en bemesten tot eind september pas bij bemestingsniveaus boven de 500 kg N per ha de Nmin cijfers sterk gaan stijgen. Wel zullen de RE-gehaltes van gras sterk gaan stijgen. Toen zijn RE-gehaltes van rond de 250 g/kg ds ha gemeten, wat erg hoog is. Een goed rantsoen voeren wordt met N-rijk herfstgras dus wel een uitdaging.

Voor een maximaal rendement van herfstgras kan dat het beste worden gemaaid.  Beweiding geeft naast beweidingsverliezen door het stikstofrijke gras meer kans op uitspoeling uit urineplekken.

Voor de mais is het een ander verhaal. Bij een tegenvallende opbrengst blijft een deel van de stikstof onbenut. Hoge Nmin cijfers zijn dan ook zeker te verwachten.  Om deze nog enigszins laag te houden is het zaak om zo snel mogelijk een groenbemester in te zaaien, liefst eind augustus begin september. Er kan dan mogelijk in het najaar nog een snede worden geoogst om zo de ruwvoerpositie te verbeteren. Verhoogde Nmin cijfers zijn ook te verwachten op aardappel en groentepercelen zeker daar waar weinig beregend is om de groei aan de gang te houden.

De vraag is of zo’n droog jaar een uitzondering zal zijn. Waarschijnlijk niet. Anderzijds is er ook een kans op natte perioden met zware buien. Om hier beter op te kunnen anticiperen is het zaak om richting een mestopslag van 9 maanden te gaan. Wat dit jaar ook duidelijk zal maken is dat de droogte leidt tot een verhoging van de Nmin cijfers op veel percelen en een groter risico van nitraatuitspoeling. Er gaat nu door het Ministerie van LNV onderzocht worden hoe het het risico van nitraatuitspoeling van individuele percelen en landbouwbedrijven het best kan worden bepaald. Daar zou je dan als ondernemer op kunnen worden afgerekend. Niet de bemesting is dan leidend, maar wat je na de oogst in de grond hebt zitten. Ik pleit dan maar vast voor een systeem van middeling om de effecten van droge jaren op te kunnen vangen.

Wim Bussink



Geef een antwoord