Aanbevelingen voor nieuwe EU Kader-Richtlijn Circulaire Economie

NMI was actief betrokken bij de workshop die de ESPP (European Sustainable Phosporus platform heeft georganiseerd rond de nieuwe toekomstige EU-Richtlijn voor de Circulaire Economie (Brussel 21 januari 2025). Tijdens deze workshop werden gezamenlijke voorstellen ontwikkeld die input kunnen leveren aan de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van Lidstaten. Vanuit de NWE Interreg projecten ReNu2Farm en ReNu2Cycle werkt Laura van Schöll al jaren aan de invloed van wet- en regelgeving op de kringloopsluiting door herwonnen nutriënten. Zij bracht een aantal overkoepelende problemen en aanbevelingen naar voren.

Het is voor producenten en distributeurs erg moeilijk om een herwonnen meststoffen op de markt te zetten en te exporteren naar andere EU landen. Naast de taalbarrière vormt daarbij ook de onbekendheid met de nationale wetgevingen een breekpunt. Elk land heeft een andere structuur en invulling voor wetgeving, handhaving en controle van meststoffen en herwonnen materialen. Een overzicht van de nationale regelgeving inzake meststoffen en de nationale implementatie van de EU-wetgeving (zoals de kaderrichtlijn afvalstoffen en de Dierlijke bij-productenverordening) zou daar een grote verbeterslag in kunnen vormen. Hierbij kan gedacht worden aan een centraal toegangspunt via de website van de Europese Commissie, met een korte toelichting in Engels, links naar wetgeving en vermelding van het nationale contactpunt.

Richtlijn voor de Circulaire Economie

Naast het invoeren van een nieuwe ‘paraplu’ Richtlijn voor de Circulaire Economie is er ook meer afstemming en harmonisatie gewenst tussen de verschillende wetten (verordeningen en richtlijnen) die toezien op het gebruik van herwonnen materialen en nutriënten. Nu nog worden sommige termen verschillend gedefinieerd in de afzonderlijke EU wetten. Zo zijn er drie definities voor ‘organische meststoffen’ en twee voor ‘dierlijke mest’, en worden de termen hergebruik en terugwinning op verschillende wijze gebruikt. Dit geeft verwarring maar ook verschillende interpretaties van deze termen, waarbij de invulling per land kan verschillen. Bijvoorbeeld wordt visslib of -mest ofwel als afval of als mest gezien. Afstemming en harmonisering kan worden doorgevoerd door meer gebruik te maken van de IATE (Interactive Terminology for Europe) van de Europese commissie.

Voor een goede en eensluidende duiding en interpretatie van de verschillende definities en voorschriften zijn de EU-richtsnoeren en FAQ documenten van groot belang. Een goed voorbeeld is het FAQ-document van de FPR, waarin uitleg en toelichting wordt gegeven en die regelmatig wordt bijgewerkt. Vragen kunnen via de nationale vertegenwoordigers of direct aan de EC worden gesteld. Voor de Kaderrichtlijn Afvalstoffen en de Dierlijke Bij-Producten verordening zijn alleen sterk verouderde documenten beschikbaar en er is geen duidelijk aanspreekpunt beschikbaar. Daardoor ontstaan er verschillen tussen lidstaten, wat een ongelijk speelveld geeft voor producten van herwonnen materialen. Vooral bij de Dierlijke Bij-Producten verordening wordt een richtsnoer gemist, omdat deze bijzonder complex, uitgebreid en moeilijk leesbaar is.

Weinig continuïteit

Een probleem dat vanuit meerdere stakeholders werd onderschreven is dat er vanuit de onderzoekswereld weinig continuïteit is, met name op het gebied van wet- en regelgeving. Onderzoek is steeds meer gestructureerd rond projecten van 3-4 jaar, met een ‘cyclisch’ verlies van kennis en expertise als de onderzoekers opgaan in een volgende baan. Verslagen en gegevens van afgesloten-projecten ‘verdwijnen’ omdat projectwebsites aan het einde van het project ophouden te bestaan (einde van de financiering). De verslagen van door de EU gefinancierde Horizon-projecten worden sinds kort permanent en openbaar opgeslagen op de CORDIS-website, maar deze is verre van compleet. Daarnaast heeft het geen betrekking op LIFE- of Interreg-projecten, en de interface voor toegang tot kennis zou kunnen worden verbeterd. Vanuit de verschillende EU-onderzoeksprojecten is er een overkoepelend platform opgericht, de ESNI (European Sustainable Nutrient Initiative). Hierin werken onderzoeksprojecten samen om opgedane ervaringen en expertise te delen en te behouden, zodat nieuwe onderzoeksprojecten verder kunnen bouwen op de resultaten en uitkomsten van eerder onderzoek. Voor onderzoek op het gebied van wet- en regelgeving rond herwonnen meststoffen is er een speciale werkgroep, met Laura van Schöll als coördinator.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Laura van Schöll, e-mail laura.vanscholl@nmi-agro.nl