Juiste vorm van doelsturing brengt milieudoelen in zicht

Als je agrarisch ondernemers handvatten geeft om te verduurzamen, komen de doelen voor 2030 in zicht en wordt dwangsom van € 10 miljoen wellicht afgewend. Onderzoekers aan WUR, waaronder Gerard Ros, die ook bij NMI werkt, hebben hier ideeën bij.

De landbouw staat voor grote en complexe milieukundige opgaven. Opgaven die samenhangen met de kwaliteit van bodem, water en atmosfeer. Eind januari 2025 is hier extra urgentie aan gegeven met een uitzonderlijke rechterlijke uitspraak: als de staat in 2030 de stikstofdoelen niet heeft behaald, wordt een dwangsom van 10 miljoen euro – te betalen aan Greenpeace – opgelegd. Het is een veroordeling van het huidige kabinetsbeleid waarin de eerder gemaakte stikstofreductieplannen onvoldoende worden uitgevoerd.

Kortom, er moet iets gebeuren; de staat moet aan de slag met stikstof en zal daarvoor aankloppen bij de agrarische sector. Doelsturing is een methode die in dit kader vaak wordt genoemd. In de praktijk leven veel vragen over welke vorm van doelsturing het meest geëigend is, welke doelen moeten worden nagestreefd, welke kritische prestatie indicatoren (KPI) moeten worden gemeten of berekend, wat de gevolgen zijn voor de bedrijfsvoering van agrarische ondernemers en wat het benodigde beleidsinstrumentarium is in verband met borging, handhaving en vergunningverlening.

Middelsturing of doelsturing

Via middelsturing, momenteel gangbaar, schrijft de overheid of markt aan de landbouw voor welke maatregelen ze moeten toepassen om zo landelijk doelstellingen met betrekking tot de kwaliteit van de leefomgeving te bereiken. Via bedrijfsspecifieke doelsturing krijgen bedrijven hiertoe concrete doelen opgelegd waarmee wettelijke doelen kunnen worden gerealiseerd, maar behouden boeren de ondernemersvrijheid om deze doelen op een eigen manier te realiseren. Er zijn ook tussenvormen te bedenken, waarbij een deel van de maatregelen generiek is en een deel vrij is in te vullen om te voldoen aan de doelstelling.

Onderscheid 4 soorten

Onderzoekers aan Wageningen UR adviseren: maak onderscheid tussen vier soorten doelsturing, die elk eigen kenmerken en randvoorwaarden hebben voor doelmatig gebruik. Dit zijn stimulatie, prestatie, normeren, en normeren en beprijzen. Deze vormen onderscheiden zich principieel in een stimulerende sturing enerzijds versus een normerende sturing anderzijds. Dit schrijven de onderzoekers, waaronder Gerard Ros van NMI, in de publicatie Bedrijfsspecifieke doelsturing op verliezen van stikstof en broeikasgassen: doelen, middelen en borging’ .

In alle gevallen zijn zogenoemde KPI’s nodig. “We pleiten ten aanzien van de reductie van emissies van ammoniak en broeikasgassen en nitraatuitspoeling voor een normerende sturing omdat er wettelijke afspraken zijn om doelen te realiseren.” Hierbij kan voor elk bedrijf worden onderbouwd wat de huidige en acceptabele emissies zijn. Als elke boer dan weet waar hij of zij aan toe is en hoe hij of zij hieraan bij kan dragen, dan gaan de emissies gegarandeerd naar beneden. Dat kan met behulp van KPI’s zoals de toelaatbare ammoniakemissie, toelaatbare broeikasgasemissies en het bedrijfsgemiddelde bodemoverschot voor stikstof. Voor de andere doelen in de landbouw, zoals bodemkwaliteit, biodiversiteit en landschapskwaliteit is geen wettelijke normering nodig. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van bestaande instrumenten en initiatieven.

Samen aan de slag

Vanuit beleid en de agrarische sector is positief gereageerd op deze vormen van doelsturing. Wel is duidelijkheid vereist over het benodigde tijdspad en de benodigde investeringen. De beoogde wijziging is niet in een paar jaar te realiseren, maar iedereen kan dit jaar al beginnen.

Neem voor meer informatie contact op met Gerard Ros, e-mail gerard.ros@nmi-agro.nl