GLB-pilot vernatting veenweide biedt handvatten voor verandering

De onlangs afgesloten GLB-pilot in de Krimpenerwaard biedt handvatten voor vernatting van veenweidegebieden. De vele metingen die zijn verricht, geven inzicht in verschillende puzzelstukken van de grote puzzel rond vernatten. Het onderzoek draagt bij aan het maken van onderbouwde keuzes, waarin verschillende belangen en opgaves zijn meegenomen. Vernatten is een complexe puzzel, zo bleek begin juli op de rapportpresentatie bij melkveehouder en deelnemer Jaap Schep in Bergambacht.

Vernattingsmaatregelen zoals ‘verhogen slootpeil’ en ‘actieve greppelinfiltratie’ verhogen de grondwaterstand, maar de resultaten wisselen sterk per locatie. Op de ene plek werkt het verhogen van het slootpeil heel goed op het minder diep uitzakken van de grondwaterstand in de droge zomermaanden. Op de andere locatie niet, daar heeft juist actieve greppelinfiltratie een groot effect. De toepassing van deze maatregelen vraagt dus om maatwerk. NMI beschouwt het als positief dat met de vernattingsmaatregelen de grondwaterstand wel degelijk te beïnvloeden is.

Vernatten kost echter wel landbouwareaal. Delen gaan permanent verloren door het breder worden van de sloot en op andere delen wordt de agrarische gebruikswaarde sterk beperkt door de nattere omstandigheden. Vernatten heeft een beperkt positief effect op de netto grasproductie, maar dit kan door de verlaging van de draagkracht (deels) niet worden geoogst. De effecten op biodiversiteit zijn wisselend; deels gaan in de oeverzone interessante biotopen en de daarbij horende (vaak hoge) biodiversiteit verloren. De zones die natter/ drassiger worden, bieden, vaak op de lange termijn, weer kansen voor biodiversiteit. In de drassige zones zijn verhoogde methaanemissies gemeten. Deze resultaten zorgen uiteraard voor enige onrust bij betrokken partijen, want wat krijgt voorrang?

Het projectteam heeft geprobeerd een zo eerlijk mogelijk beeld te geven van de kansen en knelpunten van de onderzochte vernattingsmaatregelen. Dat is onderbouwd met metingen. Het is een beleidskeuze hoe hiermee wordt omgegaan. Verandering is nodig, dat staat als een paal boven water. Bodemdaling, zeespiegelstijging, verzilting en het niet langer kunnen waarborgen van voldoende water af- en aanvoer zijn knelpunten die in het hele veenweidegebied (gaan) spelen. Daar moet een antwoord op komen. De vervolgstap is zoeken naar de balans tussen die vraag en de aanpalende opgaves: agrarische gebruikswaarde, broeikasgasemissies, biodiversiteit, waterkwaliteit en het behoud van – de beheerders van – het Nederlands cultuurlandschap. Veranderingen moeten in een brede context worden afgewogen en tegen maatschappelijk verantwoorde kosten.

De GLB-pilot wordt voortgezet door de regiegroep ZH-PLG. Daarbij worden ook andere maatregelen onderzocht om bodemdaling en uitstoot van broeikasgassen te beperken, zoals klei in veen en andere vormen van WIS. Diverse onderzoeksprojecten duiken momenteel in de deelvragen die leven over vernatting van veenweiden. Een voorbeeld is het project Veenweidesloot van de Toekomst, waarbij NMI ook betrokken is. In dit project worden wensbeelden onderzocht en hoe deze met beheer en onderhoud bereikt en behouden kunnen worden. Vernatting, het effect op waterkwaliteit en de relatie met beheer en onderhoud is hier een belangrijk onderdeel van.

Nutriënten Management Instituut (NMI) voerde het onderzoek uit samen met  PPP-Agro Advies West, Bui-TeGewoon groenprojecten en met medewerking van Weidehof Krimpenerwaard. De opdracht kwam van het ministerie van LNV en het project is medegefinancierd door het Europees Landbouwfonds.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Debby van Rotterdam, e-mail debby.vanrotterdam@nmi-agro.nl



Geef een antwoord